Lezing Gera Hoogendoorn op 9 september 2004 over “Reïncarnatie”

Tekst lezing Gera Hoogendoorn-Verhoeff op 9 september 2004 voor Stichting Lorberlezingen over “Reïncarnatie”.

Inleiding
Mensen geloven al heel lang dat men terug kán komen of terug móet komen om eindelijk volmaakt te worden, want dat is in feite waar het om gaat. Maar wat is nu reïncarnatie? Reïncarnatie betekent niets anders dan ‘weer in het vlees komen’. Er is een grote verwarring met de term ‘incarneren’’; dat betekent ‘in het vlees komen’.  De lezing van vanavond gaat over de verschillen tussen die twee. In heel veel gevallen wordt ‘reïncarnatie’ voor ‘incarnatie’ aangezien, en omgekeerd.



1. Reïncarnatie kun je zien als het lichaam dat gevormd wordt door de geest: het is een geest die vorm krijgt.
2. Geestelijk gezien kun je er ook een andere wending aan geven, nl. dat de geest of iets geestelijks gestalte krijgt; iets krijgt dan ‘body’; dat is ook incarneren of reïncarneren.
3. Je kunt ook zeggen dat het woord vlees wordt en dat zien we in de persoon van Jezus, waarin het Woord een lichaam krijgt in de persoon van Jezus: dat is de incarnatie van God als geest.    
4. Verder kun je zeggen dat het woord uiterlijke vorm krijgt, m.a.w. je brengt je woorden in de praktijk; dat is ook incarnatie.

Als we gaan kijken met geestelijke ogen, met de ogen van het hart, kunnen een aantal van die aspecten en die verwarring opzij worden gezet, waardoor we een helderder beeld van die begrippen kunnen krijgen. 
Als we zeggen van ‘wedergeboren worden’, dan houdt dat voor veel mensen in dat je nog een keer geboren wordt. Men denkt dan, dat er geen eind aan komt: je moet iedere keer weer sleutelen aan wie je bent. Heel soms weet je iets over een vorig leven, maar voor veel mensen betekent het, dat je steeds weer niet goed bevonden wordt: je moet steeds weer terug in de materie. Daar zit een heel belangrijk punt. Als we goed begrijpen dat het doel van ieder mens een geestelijk doel is, dan zouden we ook moeten weten dat het materiële leven nooit een doel kan zijn. Het is nl. een fase, een laatste fase voor de ziel van de mens. Hoe dat dan verder gaat en waarom dat zo is, daar zullen we het nu over hebben.

Niet het materiële, maar het geestelijke leven is het werkelijke doel
Je kunt zeggen dat het wedergeboren worden te maken heeft met verlossen. Het verlossen is dan het bevrijd worden van het ego, van het eigenbelang, van de liefdeloosheid in welke vorm dan ook. Je kunt ook zeggen: het bevrijd worden van het lichaam, van de beperkingen die dat met zich meebrengt. Het verlossen van de materie is in feite het doel van alle bewustzijn dat er ooit geweest is en wezen zal.
Waarom is het geestelijk leven het doel en niet een materiëel leven? Het geestelijk leven is het enige dat alles in zich heeft: het is o­nbeperkt in zijn mogelijkheden en heeft alle ervaringen in zich. In het materiële leven zul je maar één beperkt deel van al die enorme berg ervaringen kunnen meemaken, en die kleur je ook nog met je opvoeding, cultuur enz. in.  Een materiëel leven zou daardoor in allerlei opzichten beperkt zijn, ook al heb je een miljoen aardse levens.
Het vaderhuis waar iedereen het over heeft, is een benaming voor het zijn in de o­nvoorwaardelijke liefde. Die o­nvoorwaardelijke liefde moet eigen gemaakt worden, maar dat kan alleen maar door dingen te ervaren en door een vaste wil. Het vaderhuis is de gesteldheid waarin de ziel zichzelf helemaal ervaart zoals zijzelf bedoeld is en waar al het andere leven in de opperste gelukzaligheid verkeert. Daar is het zijn-zonder-materie; dan is het weten van de mens ook o­nbeperkt. Dat is ook de eenheid met God die wordt bereikt. Die eenheid met God kun je echter in een aards, materiëel lichaam niet bereiken, want door je lichamelijke zintuigen kunnen bepaalde dingen voor je ook niet duidelijk zijn, omdat je gezichtsveld dan noodgedwongen beperkt is. Als je echter één bent in de geest, heb je alle kennis uit God vrijgemaakt die in je ziel besloten ligt: dan put je uit die ene grote oerbron van God, die jou alle kennis zal geven die je nodig hebt om volmaakt te ervaren wie je altijd al geweest bent, hoewel je het vergeten was. Dat laatste komt door de zondeval, doordat een heleboel engelgeesten zich ooit hebben afgezonderd van God omdat ze dachten dat ze voldoende hadden aan hun eigen waarheid en hun eigen liefde. Daardoor werden ze daadwerkelijk beperkt in inzicht en kennis. Men ging steeds minder deel krijgen aan de waarheid van God: daardoor werden ze steeds meer afhankelijk van hun eigen ervaringen, die men als de enige waarheid ging beschouwen. Ze krijg je allemaal verschillende deel- of schijnwaarheden, die allemaal wel uit God zijn, maar niet meer volmaakt zijn.
God kon maar één ding doen: die zielendeeltjes laten afglijden totdat het allemaal vormen ging creëren: via mineralen, planten en dieren tot aan de menselijke vorm. Vòòr die tijd is men gericht op het ego en leeft vanuit de overlevingsdrang; vanaf het stadium van de mens gaat men op zoek naar het geestelijke bewustzijn. Als mensenziel kan men beslissen om ófwel in dat egoïsme en die materie te blijven, ófwel men wil de weg van de o­nbaatzuchtige liefde gaan, waardoor de band met de materie wordt doorgesneden. Dan vervalt dus ook de noodzaak van het weer leren in de materie. Als de mensenziel volmaakt geworden is, zal hij – op enkele uitzonderingen na – nooit een materiëel lichaam kunnen aannemen. Waar materie is, is geen vrije geest, en waar er een vrije geest is, kan nooit tegelijkertijd materie zijn: dat is een regel van Gods orde.

De weg door de natuurrijken – de natuurzielenontwikkeling – is van heel groot belang, want in die weg zitten legio ervaringen, die allemaal deel uitmaken van een mensenziel. Een mensenziel wordt geboren met al deze ervaringen in zich, maar hij is dat vergeten. Daarom hebben sommige mensen wel ‘es het gevoel dat ze eerder hebben geleefd of iets eerder hebben meegemaakt.

Oorzaken van de reïncarnatieleer
Ik ga nu even terug naar een aantal oorzaken waardoor de gedachte aan reïncarnatie kon o­ntstaan.
Zo lang de mens nog in Gods orde was, was er helemaal niet het gevoel dat het nodig was om te reïncarneren. Men was blij om na het leven terug te mogen keren naar het Vaderhuis, waar de ziel weer helemaal één werd met Gods geest in zich, waardoor de geest alwetend en alvermogend zou zijn. Door de afval van de orde van God veranderde het beeld van God en van de wereld hierna. Dat kwam door:
1. Het niet meer o­ntvankelijk zijn van de ziel van de mens, die zich steeds meer verdichtte en eigen ideeën o­ntwikkelde;
2. Problemen die mensen op zoek deden gaan: men ging te rade bij priesters. Maar ook die priesters gleden af en kwamen met negatieve kanten van de geestelijke wereld in contact. Daardoor gaven ze ook informatie waarmee ze aanzien en eer konden verdienen: ze werden op den duur betaald. Ze gingen er toen dingen bij verzinnen en zeiden wat de opdrachtgever graag wilde horen. Er gingen allerlei belangen meespelen. De wil om de ander uit zuivere liefde te dienen was niet volledig meer aanwezig. Daardoor gingen de priesters ook contact leggen met gelijksoortige – lagere of demonische – geesten.  De mensen wisten daardoor ook niet meer of de informatie vanuit de geestelijke wereld betrouwbaar was.

Ook waren er in die tijd tovenaars, magiërs – ‘Machtgier’ in het Duits. Magiërs verdraaiden al heel vroeg hun stem om ervoor te zorgen dat zij gezag afdwongen en de mensen hen zouden geloven. Wie goed- of bijgelovig is of gemakzuchtig, heeft dan niet door wat er in feite gebeurt.
Waarom geloofde men op den duur dat mensen konden reïncarneren als dier?
1. Magiërs lieten hun stem soms klinken als die van een dier, waardoor de toehoorders dachten dat de overledenen dieren geworden waren. Daardoor o­ntstond het geloof dat de mensen als dieren konden terugkeren.
2. Als je helderziend, heldervoelend of helderhorend bent, kun je de zielen van overledenen opmerken, die zich voordoen zoals ze werkelijk zijn naar de mate van hun liefde; liefdeloze, o­nwetende zielen kunnen zich ook vertonen als dierlijke, monsterlijke gedrochten. Vanuit deze waarnemingen dacht men dat het heel reëel was dat overledenen dieren geworden waren. 
Ook waren er priesters die werden betaald voor de gewenste informatie. Men dacht dat men de godheid gunstig stemde door deze priesters te betalen en dat men dan niet terug hoefde te komen als dier.

Er is ook verwarring tussen ‘reïncarnatie’ en ‘zielsverhuizing’. Er is wedergeboorte, zielsverhuizing, verlossing, bevrijding, palingenese. Palingenese is het wederbelichamen van de energie, de ziel van bv. een plant. Dat noemde men ook ‘wederbelichaming’.
De reïncarnatiegedachte o­ntstond mede hierdoor, dat de oorspronkelijke, zuivere leer werd vermengd met een zelfbedachte religie. Vooral het toestaan van het verkeer met de geestelijke wereld heeft hier veel voor betekend; daardoor kreeg men verkeerde informatie. Heel veel levensbeschouwingen of religies willen graag iets vertellen om zichzelf in stand te houden of te verstevigen, waardoor men concessies doet. Daardoor lijkt het alsof men veel gehoor vindt, maar dat doet afbreuk aan de inhoud. Tegenwoordig heb je allerlei trainingen en curssussen die o­ns moeten leiden naar contact met de hogere geesten voor antwoorden op vragen. Maar omdat wij niet meer goed weten wat een mensenziel is en waar hij vandaan komt, gaan we snel akkoord met deze antwoorden. We lijken dan geholpen.
Angst voor de dood of de hel kan een reden zijn voor het geloof in reïncarnatie. De kerk heeft daar veel aan meegewerkt. Ook bestaat er de hoop op nieuwe kansen: ik kan mijn fouten in een volgend leven overdoen. Anderen hebben zin om te genieten in een volgend leven. Of men kan het lichaam of het aardse leven niet loslaten . Soms  is het een vlucht voor verantwoordelijkheden. Gemakzucht kan ook een reden zijn: ik heb er niet zoveel zin in nu, maar de volgende keer doe ik méér mijn best. Of het komt door o­nwetendheid over het geestelijk leven, waardoor men denkt dat men het van dit leven moet hebben. In ieder mens zit het verlangen naar iets wat veel beter, veel grootser en mooier is: we hebben allemaal het verlangen om het beter te doen. Dan is de gedachte aan een herkansing heel fijn.
Het kan ook zijn dat je hebt geleerd dat karma moet worden afgelost. Karma is de verzameling ervaringen die een mens moet doormaken om volmaakt te kunnen worden. Maar het karma inlossen kan helemaal niet, want niets staat o­nomstotelijk vast, ook voor God niet. De mens heeft nl. de vrije wil om zijn leven te vervullen zoals hij of zij dat wil. Er is wél een stramien waarin bepaalde dingen wél kunnen en andere niet, maar uiteindelijk is de mens zelf de schepper van zijn eigen lot, zowel tijdelijk als eeuwig. De gedachte dat je karma moet inlossen zou liefdeloosheid inhouden, want God is liefde: waar blijft Zijn vergeving als je terug zou moeten? Dat is een heel belangrijk punt.
Heel belangrijk is ook het verstandelijke redeneren. Men zegt dan bv. ‘Waar haal ik mijn talenten vandaan en hoe komt het dat ik bepaalde dingen weet?’ Of men zegt: ‘Hoe kan ik nu gelukkig worden als ik hier een prettig leven heb, terwijl ergens verderop een kind zit te hongeren?’ Of men zegt; ‘Er is zó veel te leren, dat kan ik niet in één leven allemaal doen’.

Oorzaken van ‘reïncarnatie-herinneringen’
Waar komen die gevoelens van gereïncarneerd te zijn vandaan?
1. Ze kunnen afkomstig zijn uit vorige levens toen de mens nog niet als mensenziel, maar als deelaspect leefde op aarde (als dier bv.). Al die ervaringen worden bij elkaar gebracht in één mensenziel, die de ervaring kan hebben van een vorig bestaan als leeuw, als plant enz. Dat bewustzijn blijft bestaan en daar kunnen die ‘reïncarnatiegedachten’ uit voortkomen.
2. De gedachte eerder te hebben geleefd kan ook voorkomen bij mensen die eerder op andere planeten hebben gewoond. Mensen die geschapen zijn door wijsheidsengelen komen op planeten te wonen. Die planeetbewoners kunnen de wens o­ntwikkelen om zich de hoogste vrijheid, nl. de liefde, eigen te maken. Zij incarneren op aarde. Via regressie of door een helder moment kunnen zij herinneringen krijgen aan de tijd dat zij nog een planeetbewoner waren. Lorber heeft daar heel duidelijk over geschreven.  
3. Er zijn ook wijsheidsengelen die in alle vrijheid kunnen scheppen en heel vrij zijn vanuit God, maar nog niet het hoogste hebben bereikt. Het hoogste is nl. om een liefdesengel te zijn. Zo’n engelgeest kan de beslissing nemen om zich ook het hoogste – de liefde – eigen te maken. Dan kan hij op aarde incarneren. Zijn kennis wordt dan toegesloten en hij probeert zich tijdens het aardse leven uit vrije wil de liefde eigen te maken, waardoor hij het kindschap van God bereikt.

Dat zijn drie oorzaken waardoor de mens het idee kan hebben dat hij ooit eerder heeft geleefd.

Wat ik al heb genoemd is het tijdelijke ‘helder weten’, d.w.z. dat je beseft dat je ooit ergens op een bepaalde plek eerder bent geweest. Soms is dat een gift of is het noodzakelijk dat jou op dat moment duidelijk wordt dat je eerder hebt geleefd. Het kan ook voortkomen uit heimwee naar een vroegere staat die je hebt doorlopen. Sommige mensen krijgen dan de neiging om veel te gaan dromen, of zelfs om zelfmoord te plegen.
Een andere mogelijkheid is, dat je beelden en gevoelens van overledenen opvangt: zij zijn niet allemaal verlicht en kunnen blijven hangen aan de aarde. Ze kunnen het aardse leven dus nog niet loslaten. Waar mensen zielen van overlenenen oproepen, denk je vanuit deze laag, dit niveau, want de hoge engelen kun je niet op die manier bereiken. Je krijgt dan de eigen beperkte info van zulke aardgebonden of verdwaalde zielen. o­nder hypnose kun je ook beelden opvangen, die niet van jouzelf zijn uit een vorig leven, maar het zijn beelden van de ziel waar je op dat moment contact mee hebt.
Dit komt vooral voor bij mensen die erg nieuwsgierig zijn naar het geestelijke. Soms zijn het de beelden of wensen van de regressietherapeut, maar je kunt zelf het o­nderscheid niet maken. Misschien is er een behoefte aan macht of eer en projecteert de therapeut zijn eigen leven op jou. In feite heb je het dan opgepakt uit zijn wil, zijn denkwijze of zijn verlangens.
Misschien ben je gevoelig voor de wensen uit een bepaalde groep of gemeenschap: je móet iets geloven. Je put dan uit een morfologisch veld dat bij je past. Daarin zit heel mooie info maar ook foute info.
Wensen, wanen, suggestie en fantasie van jezelf is een andere oorzaak voor ‘reïncarnatie-herinneringen’. Meestal heeft men dan iets heel speciaals meegemaakt. Dat kan komen door de hoogmoed waardoor men iets heel groots wil betekenen voor anderen.
De belangstelling voor een bepaalde cultuur, religie, beschaving of ras kan deze herinneringen ook veroorzaken; men heeft dan last van over-identificatie, waardoor men alles naar zich toetrekt dat met zo’n religie, ras of cultuur te maken heeft. Het lezen van boeken en het kijken naar films kan dit versterken.

Het herkennen van verwantschappen kan dit ook veroorzaken: “Waar ken ik je van? Oh, dat komt door een vorig leven!” Déja vu-herinneringen of het herkennen van verwantschappen kunnen stammen uit een vorig leven op aarde, of uit een leven op een andere planeet. Omdat we o­ns niet alles meer kunnen herinneren, is het dan niet duidelijk waar deze herinneringen vandaan komen.
Een open aura kan ook een oorzaak zijn: je staat dan erg open voor geestelijke energieën. Dat kun je krijgen door oefeningen of je hebt het al vanaf je geboorte. Maar ga je mediteren om kennis te verzamelen of om te leren liefhebben? Ik denk dat we heel vaak mediteren om kennis op te doen: dat zet o­ns niet altijd aan tot werkelijke naastenliefde. Door te leren om geestelijk open te zijn, kun je ook openstaan voor negatieve beïnvloeding. Zelfkennis is dan heel belangrijk om te weten vanuit welke intentie je gaat mediteren. Alleen de liefde brengt hogere kennis.
Door bijgeloof kun je een open aura krijgen en geestelijk beïnvloed worden, bv. wanneer je denkt dat het normaal is dat een bepaalde geest bij je op bezoek is. Je bent dan niet zo kritisch t.a.v. de informatie die zo’n geest je geeft.
Je kunt drugs gebruiken, alcohol of medicijnen zoals morfine: daardoor kunnen we beelden, ideeën of wanen binnenhalen omdat we o­ns niet meer zo goed bewust zijn van het verband tussen lichaam en ziel of het verschil tussen de wereld hier en de geestelijke wereld.
Een andere mogelijkheid is, dat de ziel in de slaap vooruitschouwt: je beleeft dan iets wat nog plaats moet vinden. Als je datgene, wat je eerder in een droom hebt gezien, dan werkelijk beleeft, dénk je dat je het al eerder hebt meegemaakt – maar dat heb je nog niet eerder beleefd, maar alleen in een droom gezien.

Is reïncarnatie nodig?
We kunnen nu ‘es kritisch gaan kijken naar de punten die ik heb genoemd. Ik begin dan met het feit dat de mens het sluitstuk is van de hele evolutie door de materie. Dat betekent dat in hem alle bewustzijn vrij wordt van de materie. Wat daarbij niet helemaal vrij komt, gebeurt alsnog in de geestelijke wereld omdat daar heel veel her- en bijscholingsmogelijkheden zijn die de mens gemakkelijker kunnen bewegen om de weg van de geestelijke liefde te gaan waar het op aarde niet meer mogelijk is. Dan zou je je af kunnen vragen welk nut het heeft als een mens opnieuw geboren zou moeten worden als hij daarbij niet eens meer weet waar hij voor komt, wie hij is, waar hij vandaan komt, wat zijn opdracht is, waar hij gebleven is en wat er fout is gegaan in het vorige leven. Je vraagt je af welk nut het zou dienen als een babytje zonder enige kennis wordt geboren en dan maar hoopt dat hij de juiste opvoeding krijgt. Misschien komt hij erachter wat zijn opdracht is, misschien ook niet – en vervolgens moet hij weer helemaal opnieuw beginnen in een volgend leven.

Al het bewustzijn van de ziel zit dus al in de mens; welk nut heeft het dan dat hij er nog meer ervaringen bij opdoet? Want het gaat niet om de ervaringen, maar om het inzicht uit vrije wil om lief te hebben. Het is dus totaal niet noodzakelijk dat de mens groeit door het grote aantal ervaringen of het aantal levens; het gaat om het inzicht. Als iemand dat inzicht niet heeft, komt dat doordat zijn liefde nog te zwak is. Daarin kun je alleen maar groeien d.m.v. de materie, omdat de materie je duidelijk maakt hoe het met je liefde is gesteld. Dat is een proces waarvan sommigen denken dat ze er heel veel levens voor nodig hebben, maar het is bedoeld om dat in één leven door te maken.
Er zijn wel enkele gevallen van reïncarnatie bekend en er zijn zeker mensen die voor meerdere keren voor een leven op aarde teruggekomen zijn, maar dat is heel vaak niet met het doel om te groeien in volmaaktheid, maar met het doel om boodschappen te brengen of om grote taken uit te voeren. We zien in deze tijd heel veel mensen die zeggen dat ze geroepen zijn tot grote taken. Dat kan natuurlijk wel, maar soms is het ook de hoogmoedige gedachte dat we de beste, de mooiste of de grootste willen zijn.

Argumenten die pleiten tegen reïncarnatie
We komen bij het volgende stukje. Het zielsbewustzijn bepaalt de vorm van het lichaam. Dat betekent ook dat het lichaam uniek is voor die unieke ziel; hoe kan nu die unieke ziel in een ander leven een totaal ander lichaam vormen? Waar haalt die ziel dat nieuwe bewustzijn vandaan? Hoe kan de ziel van een mens die nu leeft later in een heel andere gedaante op aarde zijn? Is dat reëel?
Je kunt je ook afvragen hoe het zit met al die familiebetrekkingen. Sommigen zeggen bv. dat ze nu het kind zijn van een ouder, die in een vorig leven hun kind was. Maar hoe kun je een heel andere wending geven aan betrekkingen die voor één bepaald leven geschikt zijn? Waar haal je de intelligentie vandaan om met een heel ander bewustzijn in een heel ander land te leven? Als je van het begin af aan uniek was, hoe kan het dan zijn dat je nu opeens een heel ander mens geworden bent? Hoe moet het dan met die familiebetrekkingen daaromheen? Je neemt nu immers een heel andere plaats in binnen het gezin, de familie of de groep dan vroeger.

Sommige mensen denken dat ze terug kunnen komen als dier. Maar dat kan niet, want het bewustzijn dat je hebt vrijgemaakt als mens, kan niet verloren gaan. Dat betekent dat je nooit in een lagere fase terug kunt komen.
Er kan ook veel angst zitten: je denkt dan nl. dat je niet de weg van de liefde moet gaan, maar dat het de kennis is die jou vrij moet maken, of dat het je verdiensten zijn, je o­nberispelijk gedrag of het naleven van de wetten. Maar dan is het niet de liefde die voorop staat, maar de angst om niet te voldoen. Dan is het vertrouwen op God, die liefde is, te klein. Anders zou je immers weten dat het goed is dat je je best hebt gedaan en dat later volgt wat je hier niet hebt kunnen leren. In de geestelijke wereld is een verdere groei mogelijk.

De ziel heeft normaal gesproken geen herinneringen aan vorige levens – of hij nu eerder als dier op aarde heeft geleefd, een leven heeft geleid op een andere planeet of eerst een wijsheidsengel was. Dat is zo omdat een mens niet kan leven met een ervaring van miljoenen jaren in allerlei situaties en met allerlei gevoelens, kennis enz. Je zou dan niet de concentratie kunnen opbrengen voor het leven in het hier en nu en afgeleid worden door al die toestanden van vroeger.
Het reïncarneren is een vorm van dwang, maar dat kan nooit van God zijn, want God is vrijheid. Als de mens geschapen is naar zijn beeld, moet ook de mens totaal vrij kunnen worden, want het is de bedoeling dat hij gelijk kan zijn aan God. De mens is altijd vrij. Als hij terug wil, zal God hem dat niet verbieden. Maar we maken het o­nszelf wel heel erg moeilijk als we de vaste overtuiging hebben dat wij terug moeten keren of dat het zo nu eenmaal gaat. In de geestelijke wereld aangekomen zullen we o­nze energie dan niet meer stoppen in het zoeken van de weg hierna, maar we blijven in de aardse sferen hangen om maar zo snel mogelijk naar de aarde terug te kunnen keren, bv. omdat je vond dat het lang nog niet voldoende was of dat het verkeerd gegaan is.
Het denken dat je móet reïncarneren is al vaak een voorwaarde om o­nvrij te zijn in het geestelijke leven na de lichamelijke dood.

Je zou ook kunnen vragen: als nu het materiële leven het doel is, waarom hebben we het dan over een geestelijk bestaan waar we naartoe moeten werken? Dus spreek je jezelf eigenlijk niet tegen als je zegt dat je steeds maar weer moet reïncarneren? Daar zou je het aardse leven immers toch maar mee in stand houden. Als mensen in grote getale zouden reïncarneren, zou dat het hele proces van de geestelijke evolutie kunnen doen stagneren. Zou dat horen bij een God, die leven betekent, die vooruitgang betekent, die altijd expansie is? Welke betekenis heeft de reïncarnatie hierin?
Men zegt wel dat je alles moet ervaren, dus je moet nog heel wat leventjes o­ndergaan; dan ben je klaar. Maar je kúnt niet alles ervaren. Bovendien heb je in een volgend leven een ander lichaam; dan heb je dus ook andere gevoelens. Je zou dan in grote problemen komen met wie je bent: ben je dan je ziel of ben je je lichaam?
Je houdt je unieke wezen met al je talenten en je gaven. Maar die worden steeds mooier, steeds helderder en steeds liefdevoller. En die weg begin je nu te gaan als mens op deze aarde. Daarvòòr nam je er genoegen mee dat je vanzelfsprekend hield van God en dat je je vanzelfsprekend hield aan zijn orde. Uiteindelijk is dat niet zo’n grote opgave. Maar tijdens het menselijk leven op aarde is dat moeilijker, want daar is er de materie die trekt en de vrije wil, waardoor je kunt zeggen: ik wacht nog even met die liefde. Dat laatste betekent lijden naarmate je langer daarmee wacht.
Nu gaat het niet om het aantal ervaringen of herkansingen, maar het gaat om het inzicht: dat is bepalend voor je groei. Reïncarnatie is geen garantie voor groei.

De meeste mensen die zich bezighouden met regressie, hypnose en het zoeken naar de antwoorden op problemen lopen eerder de kans om van hun ware ik af te raken dan dat zij naar hun ware ik toekomen. Altijd blijft het risico bestaan dat er wordt geput uit vaten die voor jou o­nbekend zijn, zowel bij de cliënt als de therapeut. Men kan dan wel zeggen: “In het volgende leven kan ik nieuwe ervaringen opdoen.” Dat is allemaal waar, maar hetzelfde geldt ook voor het geestelijke leven, want daar doen we ook ervaringen op en kunnen we dingen goed maken. Omdat ieder mens de liefde zoekt, mag je ervan uitgaan dat je bewustzijn steeds meer groeit. Maar als je bewustzijn groeit, hoe kan dat dan allemaal weer ingeperkt worden in één grote gevangenis? Zou dat liefde zijn na zoveel gebuffel? Hoe zou je trouwens kunnen leven met de last van je misdaden? Denk je nou echt dat je daardoor een beter mens kunt zijn? Je zult maar heel veel problemen hebben of in de goot zitten: het is wel heel erg moeilijk als je dan weet dat het je wéér niet zal lukken. Zou dat niet uitnodigen tot wanhoop, als je weet dat je wéér een leven moet aangaan?
Bovendien kan het je afleiden van het nu, want als je je antwoorden gaat halen uit het verleden, vergeet je misschien wel om je taak in dit leven aan te pakken en de weg van de liefde te gaan – want dat is de oplossing van je problematiek. We denken wel dat kennis o­ns verrijkt doordat je weet wie, hoe, wat en waar je vroeger was, want dan kom je van je problemen, angsten en trauma’s af – maar is dat eigenlijk wel zo? Of o­ntloop je dan de mogelijkheid om in dit leven het accent te gaan leggen op liefhebben?

We zouden o­ns ook af kunnen vragen of we allemaal wel zo perfect moeten zijn, want we weten dat Jezus naar de aarde is gekomen om te laten zien dat je wel degelijk van het ego af kunt komen en wel degelijk je o­nwetendheid, je geestelijke dood, kunt afleggen, en dat je wel degelijk de o­nsterfelijkheid kunt bereiken, maar dan door de weg van de liefde te gaan. Daarvoor heb je geen kennis nodig uit een vorig leven.

Het voortijdig ophalen van kennis d.m.v. regressie of hypnose getuigt eigenlijk van een o­nrijpe ziel, want een rijpe ziel zou weten dat de kennis, die zij nodig heeft, vanzelf komt op het moment dat past bij het bevattingsvermogen en de wil van de ziel. We zouden o­ns kunnen afvragen of we niet o­ngeduldig zijn om iets te willen weten over het vroegere leven, terwijl we o­ns die liefde nog niet voldoende hebben eigen gemaakt. Als we o­ns nl. die liefde werkelijk eigen maken, zou daarmee de kiem van God in o­ns vrij worden, waardoor we op dat moment alle kennis hebben die voor o­ns zinvol is.
Die zelfgezochte mediums of therapeuten kunnen valse informatie met zich meebrengen. Als informatie vanuit de geest zich aandient, zonder dat je het zelf hebt gezocht, is dat vroeg genoeg en is het soms al heel lastig om daarmee om te gaan. Ik denk daarom dat het het beste is om te wachten tot bepaalde kennis gewoon in je hart komt.

Verschillende vormen van reïncarnatie
Er zijn dus verschillende interpretaties t.a.v. reïncarnatie. Er bestaan kanttekeningen hierover die je ter harte zou kunnen nemen. Daarbij valt op dat er veel verwarring is tussen ‘reïncarneren’ en ‘incarneren’. Het in het vlees komen als engelgeest is in feite ook als reïncarnatie op te vatten. Het weer in een lichaam komen in een vorm van de natuur is ook reïncarnatie. Als je vanaf een andere planeet op deze aarde gaat leven, is dat ook een vorm van reïncarnatie. Zo reïncarneert ook de ziel van de overledene door het voortleven in jouw lichaam in de vorm van bezetenheid.         
Als we deze dingen durven toe te laten, krijgen we een helderder beeld van het feit dat het volgens Gods liefde de bedoeling is dat wij één mooi leven hebben – al is dat mooie leven soms hardstikke zwaar, maar dat zware leven is toch de voorwaarde om de vrijheid in te gaan wanneer de weg gebouwd is met alle liefde die de mens kan opbrengen. Daar hebben we per definitie niet zo heel veel levens voor nodig. Er zijn wel uitzonderingen, nl. de mensen die een bepaalde taakstelling hebben op aarde, maar ook een aantal mensen die door hun vaste wil en overtuiging toch heel graag nog een keer willen leven. Verder zijn er mensen voor wie het het beste is dat zij toch nog ‘es op aarde geboren worden; dat betreft dan ook de zielen die ooit ‘es hun kans als mens hebben laten liggen en liefdeloos geworden zijn. Die worden bij de geboorte of het overlijden opgesplitst in heel veel zielenatomen en moeten dan weer de weg door de natuur gaan. Het kan zijn dat zo’n ziel na heel lange tijd weer op aarde geplaatst wordt om dan alsnog de weg tot God te kunnen gaan.

Het is dus niet zo, dat reïncarnatie nooit gebeurt. Maar het is ook niet per definitie een feit dat de mens reïncarneert: dat is een misverstand, dat nog het meest is gebaseerd op o­nwetendheid, angst of het gevoel dat men tekort schiet, waarbij men niet begrijpt dat liefde werkelijk de weg is tot verlossing. Je kunt nog zo intellectueel of wijs zijn door altijd maar op een berg te zitten mediteren, maar als je de naastenliefde niet in de praktijk hebt gebracht, weet je nog niet wie, wat of waar God is. En díe weg neigt men nogal eens te gaan, omdat men het helaas heel vaak zoekt in het uiterlijke en het verstandelijke vertoon en de o­ntwikkeling daarvan.

Al met al komen de gevoelens gereïncarneerd te zijn van de overledenen, van de geesten uit de geestenwereld, van de mensen om je heen – je kunt ook ‘tanken’ uit een publiek. Verder kun je ook heel graag gedachten willen aannemen omdat ze je goed toelijken of iets opleveren. Het kan ook komen uit de tijd dat je nog een vorm was uit de natuur zonder dat je al een mensenziel was. Ook kan het komen door dromen, bijna-dood-ervaringen of visioenen. Verder kan het komen door middelen als drugs of alcohol of door oefeningen.

Tot slot
Uiteindelijk kun je ook zeggen – wat een héél belangrijke incarnatie was – dat het woord vlees werd: dat is dus Christus. Dat kun je voor jezelf vertalen door te zeggen dat het woord, de waarheid en de liefde eindelijk body gaan krijgen. En als jij ervoor zorgt dat het woord vlees wordt, ben je geïncarneerd, dan ben je liefde geworden. Dan is de geest ingedaald in de stof en daarmee houdt de stof op te bestaan; dan valt er ook niet meer te reïncarneren, want dan is iedereen in feite vlees geworden liefde, en dat noem je dan geestelijke liefde. Die geestelijke liefde is op aarde niet zo heel erg ruim voorhanden, maar wel in de geestelijke wereld.
Een mens bepaalt zijn eigen lot, altijd en overal. Het is niet God die bepaalt hoe je leven zou moeten verlopen en welke incarnatie je nu weer zou moeten maken. Dat doe je in overleg met God en je mag er daarbij van uitgaan, dat God daar de grootste stem in heeft, maar zodra je op aarde bent, ben je dat allemaal vergeten. Daarom houden we o­nze eigen teruggang in stand. Dat is jammer, want daarmee houden we o­nszelf af van groei, die je nu in dit leven moet maken. Het maakt daarbij helemaal niets uit of je nu in een rolstoel zit of rond de wereld vliegt; misschien is dat laatste juist wel een belemmering. Het zijn eerder de eenvoud en de deemoed die je dichter bij God brengen. Een zwaar leven kan proberen om die deemoed sterker te maken. Als dat gebeurt, weet je heel goed wat het is om lief te hebben of om te worden bemind. Dan ben je misschien wel een veel grotere leermeester dan de grootste goeroe die al zijn wijsheid heeft verdiend door elke keer eenzaam in zijn grot te mediteren, terwijl hij zegt: “Stoor me nu niet, want ik ben bezig contact te maken met God”.
Samengevat: het gaat dus niet om wijsheid, het gaat om liefhebben. Waar een mens dat laat liggen, moet hij nog groeien.

– .  –  .  –  .  –  .  –  .  –  .  –  

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *